zondag 30 december 2007

New Rome, New Jerusalem

New Rome, New Jerusalem

-Stephanie Ceulemans


Rome was één van de grootste rijken in de geschiedenis. Na Rome kwamen ondermeer de Britten, de Fransen en Spanjaarden. En toen was er de Verenigde Staten. Reeds sinds de jaren ’60 is de term “Pax Americana” , in navolging van de “Pax Romana” van keizer Augustus, ons niet meer vreemd. Andrew J. Bacevich is professor internationale relaties aan de universiteit van Boston. Sebastian Mallaby is auteur van “After Apartheid: The Future of South Africa (1992)” en journalist bij The Washington Post. In het artikel “New Rome, New Jerusalem” zoeken zij naar de oorsprong van “Pax Americana.” Wat zijn de uitdagingen en welke prijs zal hiervoor betaald worden? Inleidend wordt het unieke van de Verenigde Staten benadrukt. Bacevich en Mallaby stellen aanvankelijk dat de Verenigde Staten nooit kolonies heeft gehad. Wel wordt er verwezen naar de “indirecte invloed” die Amerika zou hebben op andere landen. Heeft de Verenigde Staten nooit gekoloniseerd? Het expansionisme van de Verenigde Staten sinds de 19de eeuw is informeler dan de kolonies van het Britse imperium (Gindin en Panitch, 2003, p 11). Het blijft echter een vorm van kolonisering. Sinds de 19de eeuw wordt het transport van Amerikaanse goederen beschermd in Latijns-Amerika. Daarnaast zijn er ook Puerto Rico, Filippijnen en Hawaï, zijn of waren dit geen kolonies?
Vervolgens stellen de auteurs dat hun land meer uit is op het “verleiden” van de andere landen tot “the American way of life” dan op het laten gelden van hun militaire macht. Na de Tweede Wereldoorlog was de aantrekkingskracht van de bloeiende Amerikaanse vrije economie inderdaad groot (Gindin en Panitch, 2003, p.9). Het militaire aspect mag echter niet onderschat worden. Bovendien is dit statement, komende van Amerikaans historicus Andrew J. Bacevich, vreemd. In een andere post op deze blog bespreek ik immers een lezing van Bacevich omtrent zijn boek rond het “The new American militarism.” Daarin stelt hij dat de Verenigde Staten graag de wapens gebruiken om de “democratie” te verspreiden.
In navolging van de Europese rijken, is er nu de “Pax Americana.” De “Pax Americana” staat echter in het teken van vrijheid. Thomas Jefferson sprak over “een rijk van vrijheid.” Is de Verenigde Staten werkelijk “een imperium van vrijheid?” Is de link tussen de Verenigde Staten en vrijheid zo vanzelfsprekend? Ze verkondigen de democratie, vrijheid en het individualisme. Volgen de Amerikanen echter zelf deze waarden? De oorlog in Irak is een goed voorbeeld. In een andere post op deze blog heb ik het voorbeeld besproken van een dagblad uit Florida (Johnson, 2006, p.30). Daar werden de journalisten begin 2004 aangespoord zo weinig mogelijk de burgerslachtoffers van de oorlog te vermelden in de krant. Is dit vrijheid?
Amerika zal de wereld “leiden” naar vrijheid en democratie. Zij die tegen de Verenigde Staten zijn, zijn tegen vrijheid. 11 september 2001 heeft deze gevoelens versterkt. “They hate our freedoms.” zei George W. Bush. Misschien hebben de aanslagen wel iets te maken gehad met de manier waarop de Verenigde Staten de globale macht opeisen. In hoeverre erkennen de regeringsleiders van de Verenigde Staten zelf hun globale suprematie? Wilden de regeringsleiders de bevolking afleiden van de gevolgen van imperialisme. Pas naar het einde toe van de 20ste eeuw kwam het “Amerikaans imperialisme” steeds meer op de voorgrond(Gindin en Panitch, 2003, p 3). Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright stelt in 1998, “If we have to use force, it is because we are America. We are the indispensable nation.”Het ontwijken van “imperialisme” kon niet blijven duren.
Bacevich en Mallaby vergelijken het huidige “rijk” van de Amerikanen met het Romeinse Rijk. Blijkt nu dat de Amerikanen anders met hun macht omgaan. Het belangrijkste verschil is dat de Verenigde Staten vooral steunt op een populistische politiek, terwijl de Romeinen prat gingen op hun aristocratische waarden. Zo zouden zij toch trouw blijven aan hun republikeinse waarden, trouw aan hun volk. Is dit werkelijk zo? De huidige Amerikaanse politiek is deels populistisch. Getuige hiervan zijn de vele toespraken van de Amerikaanse president. De Amerikaanse politiek is echter tevens een politiek geworden die angst creëert en extreem patriottisme propageert (Ahmad, 2003, p.60). Zorgt de Amerikaanse overheid er niet voor dat het volk enkel hoort wat ze graag willen horen? Het voorbeeld van de krant uit Florida staaft dit. Zijn dit dan republikeinse waarden? Het streven naar “Pax Americana” zou voor problemen zorgen voor de Verenigde Staten. Eén van deze obstakels is de steun van de Amerikaanse bevolking. Deze steun is echter zeer contigent. De Amerikanen beseffen hun globale macht niet eens. Of ze willen dat de Verenigde Staten de grootste macht ter wereld is, maar een prijs, die ondermeer oorlog betekent, willen ze er niet voor betalen. De Amerikaanse burgers beseffen dat aan de oorlog in Irak een prijskaartje hangt. Het Amerikaanse protest tegen de oorlog in Irak groeit elke dag. Tenslotte is het laatste obstakel van de “Pax Americana” de vrijheid zelve. Vrede en vrijheid zouden bereikt worden zoals de Verenigde Staten het wil. Dit is een contradictio in terminis. Want zo verliest vrijheid zijn betekenis. Vrijheid is geen vrijheid meer, als die bepaalt wordt door een staat. Welke vrijheid is het dan? De Verenigde Staten moeten volgens Bacevich en Mallaby kiezen tussen unilateralisme en multilateralisme. Het is immers makkelijker om in een conflict tussen te komen, wanneer je de steun hebt van de internationale gemeenschap. Het leiderschap van de Verenigde Staten en de internationale legitimiteit moeten gecombineerd worden. Doen ze dit al niet? Tevens Bacevich en Mallaby wijzen hierop. De Wereldbank en de Verenigde Naties worden bijvoorbeeld overheerst door de Verenigde Staten. Bacevich en Mallaby besluiten dat de primaire rol van de Verenigde Staten belangrijk blijft in de wereld en dat dit moet uitgespeeld worden. Het is zo dat de Verenigde Staten het sterkst staan in de wereld, maar zal dit ook zo blijven?

Bacevich, A.J. en Mallaby, S. (2002) New Rome, New Jerusalem Wilson Quarterly, 26 (3).




Referenties:
- Ahmad A. (2003). Imperialism of Our Time. In Leys C. en Panitch L. (Eds) The new
imperial challenge. (pp. 43-63). Londen: Merlin Press.
- Gindin S. & Panitch L. (2003). Global capitalism and American empire. In Leys C. en
Panitch L. (Eds.) The new imperial challenge. (pp. 2-42). Londen: Merlin Press.
- Johnson, C. (2006). Nemesis. The last days of the American Republic. New York:
Metropolitan books.



1 opmerking:

Anoniem zei

Aanvulling op de 'vrijheid' en het unilateralisme van de V.S.

Inderdaad kan men zich afvragen over welke vrijheid het gaat in de V.S.. Soederberg (2004) spreekt in het kader van Amerikaanse ontwikkelingshulp vaak over economische vrijheid, die wordt opgelegd aan de arme landen door de V.S. in ruil voor hulp. Maar deze vrijheid zorgt er wel voor dat multinationals de markten van de arme landen overspoelen en de kleine lokale boeren en handelaars uit deze markt verdringen en zo nog meer druk leggen op hun sowieso al zware situatie. Waarschijnlijk zien deze arme mensen de Amerikaanse vrijheid niet als een na te streven ideaal… Dit probleem wordt ook aangekaart door Keune & Mestrum (2007). Het lijkt wel of het Amerikaanse concept van vrijheid hoe langer hoe meer een middel wordt - om bovendien mensen te benadelen i.p.v. ze te helpen - dan een doel op zich.

Ook ben ik het ermee eens dat de Amerikaanse bevolking waarschijnlijk niet beseft hoe machtig hun regering is. Hierbij wil ik in het kader van de tweestrijd tussen unilaterale en multilaterale ingrepen, het volgende toevoegen. Zelfs binnen organen als de WB en het IMF, die per definitie multilaterale hulp bieden, heeft de V.S. zoveel macht dat het vaak eerder gaat lijken op unilaterale hulp. Want de V.S. kan de beslissingen van de WB en IMF beïnvloeden via het ondemocratische systeem van gewogen stemmingen (Harrigan et al., 2006). De G-8 landen en vooral de V.S. hebben namelijk meerdere stemmen binnen deze multilaterale organisaties, waardoor deze rijke landen zwaar kunnen doorwegen op de bestemming van humanitaire hulp en op de bijhorende voorwaarden zoals meer of minder liberaliseren. Op die manier worden vaak niet de landen geholpen die de hulp het beste kunnen gebruiken. Humanitaire hulp louter op basis van armoede, en dus zonder politieke inmenging van rijke landen, zou met dezelfde middelen dubbel zoveel mensen uit de armoede kunnen halen.

Om de controle op de WB verder te maximaliseren wil de V.S. zelfs liever de IDA-leningen van de Wereldbank omvormen in giften, niet uit liefdadigheid, maar dus om nog meer grip te krijgen op de prestaties van de arme landen (Soederberg, 2004). Vele van de andere G-8 landen, die eveneens grote invloed hebben op het Wereldbankbeleid, onthaalden deze Amerikaanse voorstellen niet bijzonder positief. Dit bewijst nogmaals het unilaterale karakter van het Amerikaans buitenlands beleid.
(auteur: Chris Claes)

Bronnen:
Harrigan, J., Wang, C. & El-Said, H. (2006). The economic and political determinants of IMF and world bank lending in the Middle East and North Africa. World Development, 34 (2), 247-270.

Keune, L. & Mestrum F. (2007, 21 augustus). De grote leugen van ontwikkelingssamenwerking. Geraadpleegd op 24 november 2007 op http://www.indymedia.be/node/21782

Soederberg, S. (2004). American empire and 'excluded states': the Millennium Challenge Account and the shift to pre-emptive development. Third World Quarterly, 25 (2), 279-302.