maandag 31 december 2007

De limieten van het imperialisme: Michael Mann.


Volgend essay betreft een bespreking van het interview met Michael Mann, Professor in de Sociologie, in de reeks ‘Conversations with History’. Het gesprek vond plaats aan de Universiteit van Berkeley op 27 februari 2004, na de publicatie van Incoherent Empire. Het interview beviel me in grote mate gezien zijn definitie van ‘empire’ (hier met kleine letter) contrasteert met de betekenis van het concept ‘Empire’ bij Hardt en Negri, beschreven in mijn essay ‘Het postnationale Empire van Hardt & Negri: een bespiegeling’. Na deze afweging volgt een bespreking van de relevante passages uit het interview volgens een zelf aangebrachte structuur.

In Incoherent Empire bestudeert Mann het imperialisme van de Verenigde Staten. Mann beschrijft de VS als actor in de internationale politiek, al kan deze niet onafhankelijk acteren. Uit het interview leid ik af dat Mann overtuigd is van de multipolariteit van het hedendaagse interstatelijke systeem, al spitst hij de noodzaak van internationale samenwerking hier enkel toe op militaire operaties van de Verenigde Staten buiten de eigen landsgrenzen. Op verschillende vlakken is een wezenlijk verschil waarneembaar met de visie van Hardt en Negri op het internationale systeem. Dezen beschouwen het kapitalistische systeem als allesoverheersend, en de VS slechts als een (evenwel dominante) actor in een opkomend wereldsysteem (Empire) dat door het globale kapitaal wordt geregeerd (Hardt & Negri, 2000). De VS is afhankelijk van dit kapitaal: haar politieke beleid vormt zich naar de economische belangen die spelen. Michael Mann beschouwt de VS als een (al dan niet imperialistische) voorname speler in een globale ruimte waarin naast ideologie ook politieke, economische en militaire macht de verhoudingen bepalen. Natiestaten functioneren binnen dit systeem in het nastreven van hun eigen belangen, niet gestuurd door een dwingende economische hand: ‘This is not the age of empire, this is the age of nation state. […] This is the main ideology of our times, national self-determination’.

In tegenstelling tot Hardt en Negri ligt de focus bijgevolg niet op het globale systeem, maar op de VS als actor. Waar het Empire van Hardt en Negri het imperialisme van de natiestaat naar het verleden verwees, zal Mann in zijn analyse de VS beschouwen als een ‘mogelijk’ imperialistische actor. Hardt en Negri onderscheiden ‘imperialisme’ en ‘Empire’, bij Mann dekken beiden dezelfde lading. Zijn analyse van de hedendaagse machtsverhoudingen én het principe van nationale soevereiniteit doen hem echter besluiten dat van imperialisme (ofwel: het Amerikaanse empire) vandaag geen sprake kan zijn.

In het interview beschrijft Michael Mann de evolutie van het Amerikaanse empire sinds 1945, wanneer de andere ‘empires’ met uitzondering van de Sovjetunie en de Verenigde Staten ineenstortten. De VS werd de dominante macht over tweederde van de wereld, al betrof het een indirect of informeel rijk: Men viel geen landen binnen maar ondersteunde cliëntstaten over de hele wereld. Na de implosie van de Sovjetunie werd de VS de enige supermacht, zeker op militair vlak. Waar de hegemonische macht onder Clinton indirecte controle bleef uitoefenen, zou de VS onder Bush Junior evenwel een meer agressieve rol opnemen: ‘embracing empire, going in and controlling places’.

‘Om algemene macht uit te oefenen’, zo redeneert Mann, ‘is een combinatie van vier machtstypes nodig: economische (controle over de productiemiddelen), ideologische (het geloofsysteem), militaire en politieke macht’. Mann analyseert in Incoherent Empire de actuele rol van de Verenigde Staten volgens deze vier factoren en toetst ze aan het klassieke ‘empire’, dat ontstaat wanneer een staat een andere binnenvalt en koloniseert. Pacificatie en politieke controle vereisen lokale bondgenoten aan wie machten worden gedelegeerd en die gradueel opgenomen worden in het empire. De patronagerelaties garanderen de ideologische macht. Wat vandaag voor het directe imperialisme van de Verenigde Staten moet doorgaan heeft echter met andere omstandigheden te maken. Mann geeft aan dat voor pacificatie zowat tweeëneenhalf maal het aantal troepen nodig is dat in de eigenlijke strijd werd ingezet. De verspreiding over het grondgebied, zo zagen we in Irak, maakt hen kwetsbaarder in confrontatie met guerillastrijders. Bovendien is er sprake van een ‘revolutie in de oorlogsvoering van de zwakke’ op vlak van wapens en communicatietechnieken.

Op politiek vlak viel de VS Irak binnen zonder zekerheid over lokale bondgenoten. Reden? Het nationalisme. Mann beschrijft hoe het Indische nationalisme ook zonder WOII de Britten had verjaagd en hoe de VS in Vietnam door het Vietnamese nationalisme werden verslagen. Het Britse (op India na) en Romeinse rijk kwamen hier nooit mee in contact. Vandaag de dag is het nationalisme echter gemeengoed en ook in Irak present: ‘We should be running our own country and not the Americans’. Deze ideologie heeft politieke consequenties gezien het minder evident wordt lokale bondgenoten te vinden voor de uitbreiding van het empire. De VS kan het zich bovendien niet veroorloven om het ideologische luik te negeren zoals in het kader van de Koude Oorlog meermaals gebeurde bij het steunen van despotische machthebbers etc. Aldus worden door Mann de limieten van het ‘gespierde’ rijk aangetoond. Mann concludeert dat de afhankelijkheid van deze factoren een klassiek imperialisme vandaag onmogelijk maakt. Hij keurt het echter ook moreel af via zijn verwerping van de universalistische moderniseringsthese: Zoals in Europa en de VS kan enkel een graduele opbouw van democratische instituties hen een duurzaam karakter bieden. In Irak heeft een restitutie van een gedecentraliseerde gemeenschap en patronagerelaties meer waarde dan het opleggen van democratische instituties die de hunne niet zijn.

De teneur van het interview leidt me tot volgende conclusie: Mann beschouwt de Irak-oorlog als een fatale vergissing. De Verenigde Staten zouden zich naar zijn mening meer moeten concentreren op een (desnoods agressieve) verzoeningspolitiek. In de praktijk kan de VS de rol niet spelen die haar wordt toegedicht: haar militaire macht schiet tekort in pacificatie, haar politieke macht is onzeker en haar ideologie contrasteert met de praktijk van het militarisme. Mann gaat niet specifiek in op de multipolariteit van het internationale staatsbestel, al kan zijn overtuiging terzake uit het interview worden afgeleid. Politieke en militaire samenwerking blijkt een vereiste, want de relatieve macht van de VS gaat, met uitzondering van het militaire domein, achteruit.


Referenties:

Hardt, M., Negri, A. (2000). Empire. Cambridge: Harvard University Press.

Mann, Michael (2003). Incoherent Empire. London: Verso.

Simon Pierens

Geen opmerkingen: