donderdag 27 december 2007

Beyond American History van Michael Lind versus End of Dreams, Return of History van Robert Kagan

Beyond American History van Michael Lind versus End of Dreams, Return of History van Robert Kagan

Nele Eggermont



Voor het invullen van deze opdracht heb ik besloten twee teksten naast elkaar te plaatsen. Tijdens de zoektocht naar geschikt materiaal vielen enkele zaken op: er werd niet zozeer gefocust op de al dan niet terechte positie van de U.S. als wereldheersers, maar veeleer op haar (militaire) aanpak om deze dominante positie te bevestigen. Verder kwam de sterkte van de Amerikaanse positie aan bod, of de macht van de U.S. effectief was of reeds tanende.
Sinds het einde van de Koude Oorlog is er een unipolaire wereld geschapen, met de U.S. op nr.1. De Amerikaanse buitenlandse politiek was er op gericht om deze militaire positie te behouden en als beschermer en verspreider van democratie op te treden. De huidige president heeft de buitenlandse aanpak een nieuwe dimensie gegeven met preventieve oorlogen, waarvan de operatie in Irak vooralsnog niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Dit wakkerder de discussie aan rond de zogenaamde Bush-Doctrine en wat eruit moet volgen.
Indien de macht van het U.S. empire aan het uithollen is en indien het falende beleid van George W. Bush het einde van de Amerikaanse hegemonie betekent, wat biedt de toekomst dan? Wat zijn de alternatieven voor een U.S. gedomineerde wereld?
Deze vraag wordt zowel in het artikel van Michael Lind als in dat van Robert Kagan behandeld, maar de invulling van het antwoord is verschillend.

Michael Lind stelt dat het buitenlandse beleid van George W. Bush, de zogenaamde Bush-doctrine, gefaald heeft, maar dat er nog geen consensus is over de draagwijdte van de mislukking. Hij schetst twee mogelijkheden: de grootse strategie voor Irak was slecht geïmplementeerd op operationeel en tactisch niveau of het zit dieper, de strategie op zich vertoonde reeds basten?
De wortels van de Bush-doctrine gaan terug tot de Koude Oorlog waar de consensus ontstond dat het tijdelijke U.S. overwicht in West-Europa en Oost-Azië omgezet moest worden in permanente U.S. hegemonie. De Koude Oorlog strategie was een dubbele verbintenis. die bleef verder duren na 1990, en gebaseerd op drie principes: ontmoediging, geruststelling en afdwingen van non-proliferatie.
Ontmoediging om de U.S. heerschappij uit te dagen of om de gevestigde politieke en economische orde te verstoren gebeurt door alle huidige of toekomstige bedreigers militair te overtreffen. Geruststelling houdt in dat bondgenoten overtuigd moeten worden om geen militaire capaciteit uit te bouwen, maar hun veiligheid moeten laten verzekeren door de U.S. De militaire hegemonie van de U.S. in Europa, Azië en het Midden-Oosten is afhankelijk van de dreiging van de militaire kracht om regionale uitdagers te verslaan aan een relatief lage kostprijs. Vandaar het belang van non-proliferatie voor nucleaire wapens en massavernietigingswapens.
Deze strategie van alleenheerschappij is echter totaal vreemd in de traditionele buitenlandse politiek van de U.S. en zeer kostelijk waardoor geopteerd werd om deze strategie geheim te houden voor het Amerikaanse publiek. Er werd beroep gedaan op misleidende argumenten als ‘schurkenstaten, terroristen, massavernietigingswapens en genocide’, die een ingrijpen rechtvaardigden en aanvaardbaar maakten voor de Amerikaanse burgers.
Zal dit beleid van kracht blijven? Lind voorspelt dat China en India zullen uitgroeien tot supermachten en dat daardoor een multilaterale wereld gecreëerd zal worden. De kosten om de strategie van alleenheerschappij dan in stand te houden zullen onbetaalbaar worden. Wat is de oplossing dan? De beste optie, volgens de auteur, voor Amerika om het leiderschap te behouden tegen een relatief lage kostprijs is de ‘concert-of-power’-strategie. Dit is een coalitie van grootmachten die min of meer op dezelfde golflengte zitten en samen willen werken aan een gedeelde veiligheid en andere interesses.
De Irak-oorlog onthulde de kostprijs van een hegemonistisch beleid. Indien de oorlog beschouwd wordt als een slecht geïmplementeerde strategie, gaan de U.S. meerdere blunders tegemoet in de toekomst. Indien het echter als een fundamenteel probleem binnen de strategie gezien wordt, is er een mogelijkheid voor een debat over alternatieve strategieën, zoals de ‘concert-of-power’-strategie.

Robert Kagan zoekt de oorsprong van de Bush-Doctrine eveneens verder terug in de geschiedenis. Hij stelt dat het buitenlandse beleid in grote mate gelijkaardig was bij alle voorgangers van Bush, die de eveneens U.S. boven de andere naties plaatsten. Hij erkent het debat rond het al dan niet dominante karakter van de U.S. en de houdbaarheid en de wenselijkheid van haar strategie. Maar hij spreekt het feit dat de Irak oorlog het einde van een unipolaire wereld betekent, tegen. Hij stelt vast dat, ondanks tegenkanting, er ook veel groeiende relaties met Washington zijn (Japan en Australië), dat er meer pro-Amerikaanse leiders aan de macht komen en dat het blok van de tegenstanders (China en Rusland) geen samenhangend blok is. Ook de defensie uitgaven zouden niet onhoudbaar hoog zijn. Maar de tegenstand is er wel, er is een stijgende toename aan nationalistische staten en staten die een autocratisch regime verkiezen boven een democratie. Kagan stelt dat de verdeeldheid en de machtsstrijd tussen de groeiende nieuwe supermachten aantoont dat er geen wereldorde is, maar een continue strijd. De U.S. vertegenwoordigd in deze strijd een stabiliserende factor. De Amerikaanse buitenlandse politiek is geen hinderpaal voor een betere wereld, maar verhindert juist het afglijden naar een gevaarlijkere wereld. Voor Kagan is een andere wereldorde niet noodzakelijk een verbetering, misschien wel voor Azië, maar zeker niet voor het Westen. Het zou geen einde van conflicten betekenen, maar een verschuiving van de evenwichtsbalans, niet naar welvaart en vrede, maar naar een verdere competitie. Volgens Kagan in de wereld weer in een strijd tussen liberalisme en autocratie verwikkeld. Hij verwacht dan ook niet dat oproepen tot ‘concert-of-power’ succes zullen hebben. De idealen van een liberale wereld volgens de U.S. en Europa stemmen immers niet overeen met de idealen van Rusland en China die een sterk gecentraliseerd gezag voorop stellen. Samenwerking tussen deze machten is dan ook weinig waarschijnlijk. Hij stelt dat het belangrijker is voor de U.S. om een samenwerking tussen democratieën te weeg te brengen, die nieuwe instituties moeten creëren naast de bestaande. Hij spreekt tegen dat dit zou bijdragen aan een verdeling van de wereld aangezien die er volgens hem al is. In het licht van de opkomende autocratische regimes rechtvaardigt de auteur de buitenlandse aanpak van de U.S., ziet hij deze zelfs als noodzakelijk. De risico’s op gewelddadige reactie en haat ten opzichte van deze aanpak vindt hij de moeite waard om te nemen aangezien modernisering, liberalisme en democratie de enige mogelijke goede uitkomst zijn. De verantwoordelijkheid van de U.S. blijft in deze strijd dezelfde als de verantwoordelijkheid tijdens en na de Koude Oorlog.

In zekere zin heeft Kagan gelijk over het nooit weggeweest zijn van internationale machtsstrijd en dat een afwezigheid van de U.S. andere spelers naar voor zou brengen, die niet noodzakelijk een verbetering met zich meebrengen. Maar hij gaat toch aan het feit voorbij dat veel van de huidige conflicten veroorzaakt werden of geïntensifieerd werden door U.S. ingrijpen. Ongeacht het feit of ze de medeveroorzakers zijn van conflicten, spelen de Amerikanen op dit moment op sommige locaties wel een stabiliserende rol. Dit is echter geen argument om hun positie te rechtvaardigen, het zou veeleer een aansporing moeten zijn naar een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te zoeken.
In tegenstelling tot Kagan zie ik hierin wel een mogelijkheid voor een ‘concert-of-power’. In een samenwerkingsverbond tussen groepen met verschillende, soms strijdige, ideeën is het misschien moeilijk om tot een algemene consensus te komen, maar alle partijen zijn op zijn minst vertegenwoordigd en hebben een stem. Dit zou een belangrijke factor van agitatie, namelijk verzet tegen een zonder meer te accepteren overwicht van één partij , grotendeels wegnemen.
In de ‘concert-of-power’ strategie zie ik een belangrijke rol weggelegd voor de Internationale Rechten van de Mens. Deze genieten een grote morele draagwijdte en kunnen als een leidraad voor het gedrag van de machtspartijen gelden, ongeacht het type regime, en als een toetsingsysteem voor ontwikkeling naar een betere wereld.
Maar op dit moment is de wereld nog steeds in de ban van de U.S., een positie die mijns inziens nog niet op sterven na dood is.

KAGAN R., 2007, End of Dreams, Return of History, in: Policy Review 144, August & September 2007, pp. 17-44 (Internetprovider: Ebsco)

LIND M., 2007, Beyond American Hegemony, in: The National Interest 89, May/June 2007, pp. 9-16 (Internetprovider: Ebsco)


Geen opmerkingen: